Vanmorgen met mezelf naar het winkelcentrum gefietst, want ik moest een nieuwe. Een nieuwe BH.
Ik houd niet van kleding passen want dan moet alles uit. In de herfst meer dan in de zomer. De pashokjes zijn altijd te klein en het licht is genadeloos als het om je lijf gaat. Vooral als je ouder bent geworden dan je schoenmaat.
Vol goede moed ga ik op zoek naar de lokale lingerieboer. Die vind ik al gauw en ik struin door de rekken. Onder het mom “spreid je risico’s” neem ik verschillende kleuren, modellen en maten mee naar het pashokje. Daar krijg ik al direct ruzie met het gordijntje, want dat wil niet. Van links naar rechts trekken, andersom duwen, het maakt niet uit, het is tekort.
Het licht spot met me. Tot mijn schrik ontdek ik tot nu toe onbekend gebleven schaduwen op mijn bovenbenen. Een maanlandschap is ontstaan, nu kan ik voortaan Moonwalken.
In de spiegel kijken maakt me niet gelukkiger. Mijn vormen zijn van iemand anders geworden. Onder mijn met tattoo opgeleukte arm die ooit gespierd was, hangt nu een zielige kwab. Ik vraag me af, of ik ooit nog spontaan kan zwaaien en of die kwab niet beter ergens in mijn borst kan worden getransplanteerd.
Niet alleen de fundamenten van mijn huis zijn kapot, de fundering van mijn voorgevel staat ook op instorten.
Welk model en welke maat BH ik ook pas, ze doen het niet. Mijn geveldames. Of ik houd ruimte over, of ik krijg het niemendalletje niet eens dichtgehaakt. Verdorie. Ik kan wel janken. Hulp vragen durf ik niet, de winkelmeisjes zijn druk bezig. Mismoedig hang ik alles terug en vlucht naar buiten.
Aan de andere kant van het winkelplein zie ik een andere BH-boer. Zal ik? Kan mij het schelen, ik ga gewoon naar binnen. Erger kan het niet worden. De verkoopster komt me tegemoet en vraagt of ze me kan helpen. Nu heb ik twee opties. Heldhaftig zelf blijven zoeken, of me aan de genade van de winkelmevrouw overleveren. Ik kies voor het laatste. Ik vraag haar, of ze kan helpen zoeken naar mijn decolleté.
Ben ik nog te redden? “Niets is verloren en iedereen is te redden,” zegt ze. Ze neemt me de maat en wat blijkt? Al jaren heb ik mijn voorgevel met de verkeerde maat gestut.
Ik heb een heuse B en inwendig hang ik de vlag uit.
Naarmate ik meer modellen pas word ik steeds vrolijker. Ik durf zelfs te fluiten in het pashokje. In de winkel hoor ik de verkoopster tegen een collega zeggen dat het zó eenvoudig kan zijn, om een medemens gelukkig te maken, getuige de laatste klant. Ik ben het grondig met haar eens. Uiteindelijk koop ik in elk geval een huidkleurige set – want ziekenhuiskleding – en nog twee leuke gekleurde setjes. Niet alleen mijn voorgevel is gestut: mijn zelfvertrouwen is dat ook.
Tien jaar jonger verlaat ik het pand. Tevreden fiets ik terug naar huis, mijmerend van de jurkjes en leuke truitjes mét die ik deze zomer zal aantrekken. Kleding waarin mijn B-tweetjes goed zullen uitkomen.
Mijn eigen wereldcup.
Daar kan het Nederlands Elftal nog een puntje aan zuigen.