In 2018 begon ik overnieuw. Met hardlopen. Eerdere pogingen waren op niets uitgelopen. Gedurende de tijd werd ik wat sneller en krachtiger. Ik was nieuwsgierig en vooral was ik gretig. Boven alles was ik een groentje, aangezien ik tot dan toe nog niet eerder een blessure had gehad.
Tot mijn musculus Soleus zich in januari van dit jaar overspannen meldde. Zes weken mocht ik niet hardlopen, deed ik dapper spierversterkende oefeningen, alleen of samen met de fysio. Eind februari mocht ik voorzichtig weer wat stappen zetten en vanaf mei leek het been hersteld.
Met de nadruk op leek, want bij te hard lopen of te intensief trainen begon het linker onderbeen te sputteren. Ze bleek niet bestand tegen fysieke uitdagingen. Ik bleef een beetje sukkelen, dan maar langzaam aan gelopen, trouw aan mijn eeuwige totem, de slak. Diep van binnen wist ik dat er een pittige Keniaanse in mij wachtte op het startschot, hunkerend naar snelle tijden. Helaas werd elke vorm van “vliegen” bestraft.
Uiteindelijk heb ik me de rest van de zomer gedeisd gehouden, tot ik in augustus serieuze vorderingen maakte, zonder pijn. Duur en de afstand kon ik rustig intensiveren; van een vijf-tot -zes kilometer per loopje kon ik naar uitbouwen naar zeven of wel acht kilometer. Rustig aan, dat wel. Eind augustus liep ik fluitend een afstand van ruim twaalf kilometer. Er hadden voor mijn gevoel nog makkelijk vijf kilometer bij gekund.
Met dat vertrouwen schreef ik me -met frisse moed- opnieuw in voor de loop der lopen, de Damloop, op 22 september aanstaande. Voor mij een belangrijke datum, aangezien mijn ouders die dag vijftig jaar getrouwd zouden zijn. Zij leven niet meer; ik daarentegen wel en dat wil ik die dag graag een beetje sportief vieren als eerbetoon. De Damloop was en is daarmee hét doel van 2019 dat voor ogen stond en dat ik eerder nog moest loslaten, vergezeld van diverse startnummers voor loopjes in de aanloop er naartoe.
Vlak na mijn herinschrijving, op 1 september, hoe ironisch kan het zijn, protesteerde mijn kuit opnieuw halverwege een rustig duurloopje. Ik kon het niet geloven. Strompelend moest ik naar huis, bijna huilend, niet van pijn maar van frustratie en pure woede. Wat voelde ik me verraden door mijn eigen lijf.
De fysio luisterde geduldig naar mijn verhaal, kneep zo links en rechts iets en vertelde me, dat het goed zou komen, voor de 22e. Ik was er niet zo zeker van. De dag erop ging ik naar mijn eigen hardloopschoenwinkelman, in Zaandam. Daar was die middag een meneer van een compressiekousen fabriek aanwezig, zat geduldig te wachten op nieuwe inmeet kandidaten. Na enig pas- en meetwerk (lees:trekken, duwen, zuchten) liep ik te hobbelen door de winkel. Pijnvrij, wel wat ongemakkelijk.
Ik besloot de gok te wagen met een paar oranje exemplaren. Op zondagochtend zou ik een laatste duurloop van vijftien kilometer doen, tijdens de 30 van Amsterdam Noord. Ik besloot verstandig te zijn en te kiezen voor een afstand van 10 kilometer, op rustig tempo. Uitstappen kon overal, eventueel wandelend terug.
Het lukte niet. Na de start leken mijn benen een eigen uitbundig leven te leiden in de compressiekousen. Toen ik onderweg op mijn klokje keek schrok ik, want ik ging veel te hard. Maar langzamer ging het niet lekker. Dus besloot ik mijn Keniaanse mini-vleugels in te zetten. Blijkbaar kon het.
Om een lang verhaal kort af te ronden: het werd een feestje van tien kilometer door de Noordse velden. Elke kilometer groeide mijn zelfvertrouwen en vanzelfsprekend groeide mijn vreugde in gelijk tempo mee. Tot mijn eigen verbazing bleek ik vijf minuten eerder dan in 2018 te zijn gefinisht. Zelfs een voorzichtig dansje over de atletiekbaan hoorde tot de mogelijkheden.
Geluk zit soms verpakt in een paar oranje compressiekousen, bij deze omgedoopt tot mijn halelujasokken. Op naar de 22e september. Ik heb er – weer – vertrouwen in.