Als ik een geluid zou zijn, wat zou ik dan zijn?
Jezus wat een rare schrijfopdracht. Wie verzint zoiets. Oh kak, dat deed ik zelf.
Natuurlijk zou ik niet zomaar een geluid zijn. In elk geval zou ik iets zijn wat verfijnd klinkt. Iets met een eigen sound en ogenblikkelijk herkenbaar. Tot in alle vezels voelbaar.
Misschien zou ik de smaak zijn van karamelsaus dat stolt op een koud ijsje. Op een zomerdag. Krakshhh. Zoiets.
Maar dat is saai. En het bestaat al. Wat moet ik nou in vredesnaam met een geluid?
Een mens kàn geen geluid zijn, een mens ís al zo veel. Aanwezig vooral. All over the place. Altijd daar. Aan, nooit uit.
Uit mijn lijf komt een diepe zucht naar boven. Een luide en met hoofdletter. Zo’n opluchtende zware zucht die zich uit de krochten van het te nauwe ribbenkarkas van mijn borstkas heeft geworsteld, op naar de vrijheid. Om langs mijn luchtpijp naar boven te dwarrelen, langs draadjes slijm die nog iets van een vage rest ontsteking dragen en zo gereutel geven.
“Ffffwwooeeehsssss” klinkt het. Krakerig, dat wel.
Ik adem uit.
Uit, uit, uit. Uiiiiiittttt. Totdat mijn buik helemaal leeg en mooi vlak is. Vlakker dan vlak. Dat kan ik. Maar alleen bij deze dramatische uitademingen. In = bolle buik. Maar uit is altijd plat. Maagdelijk plat.
Echt even uitademen. Niet zomaar even pfff en klaar. Nee, echt helemaal die blaasbalg afwerken, vanuit mijn tenen en alsmaar zachtjes tuitend blazen. Liefst liggend op mijn buik, zodat ik kan voelen dat ik helemaal leeg raak. Zodat ik alle opgedane stress en gifstoffen van heel de dag mag teruggeven, de kosmos in. Dag, negativiteit. Dag, zware lading. Je bent niet van mij. En je bent ook niet gewenst.
Heel diep adem ik in, mijn mond getuit als door een rietje, tot mijn buik bollend antwoordt. De draadjes slijm in mijn luchtpijp borrelen gezellig mee. Nu even vasthouden. Tien tellen. En dan weer langzaam uit.
Ben ik dat geluid? Misschien. Want waar wij denken dat wij ons door het leven bewegen, beweegt het leven zich nu misschien wel door mij heen. Via mijn adem, die altijd in mij aanwezig is.
Zolang ik leef.
Uit: 30 dagen schrijven