Er was eens een viool. Haar klanken konden hele concertzalen vullen. Mensen kwamen uit het hele land luisteren naar de klanken die ze voortbracht. Na afloop barstte de zaal uit zijn voegen van het applaus. Het viooltje keek dan altijd zeer trots naar beneden, het zwarte gat, waar de mensen zaten.
Op een dag leek haar spel niet meer te sprankelen. Geen valse noot of scheve maat maar er ontbrak iets. Ontstemd werd de viool in haar kist gelegd en naar de vioolbouwer gebracht.
Opgelucht en vol vertrouwen was de viool. Het zou wel goed komen. Het klopte ook wel want ze voelde zich al een tijdje anders. Niet zichzelf.
Eenmaal bij de vioolstemmer werden haar snaren geraakt en liefdevol gepoetst. G, D, A, E klonk loepzuiver door het winkeltje. De strijkstok werd ook nog even nagekeken en gekamd. Alle haartjes weer in het gelid.
Hoge noten, lage noten, vingervlugge greepjes, walsjes en huppeltjes klonken door de vioolwinkel. “We kunnen weer,” lachte de viool opgelucht. “Even dacht ik dat ik met pensioen moest.”
Eenmaal thuis lag ze weer vertrouwd in de armen van haar eigenaar. Ze speelden de vaste laddertjes, oefenden walsjes en ouvertures. En toch klopte het niet.
“Lieve viool,” zei de violist. “Ik weet het niet maar het lijkt erop dat je het voor mij doet. Wat vind je zelf van deze tonen?” De viool was verbaasd, er had nog nooit iemand iets aan haar gevraagd. Tja, de oude meesters hadden natuurlijk prachtige muziek geschreven in het verre vroeger maar als ze eerlijk was vond ze het vaak maar een beetje van hetzelfde. Een huppeltje hier, een Cisje daar. En van Mozart werd ze eerlijk gezegd kotsmisselijk, met al die terugkerende huppeltjes waar geen eind aan leek te komen.
“Wat als jij eens kiest? Of misschien wil je zelf wel eens wat proberen,” zei de violist vriendelijk. “Jij mag kiezen: laten we eens zien wat er dan gebeurt.”
“Ja dag,” zei de viool, tot op haar binnenste beledigd. “Dat hoort niet! Ik ben gemaakt om te volgen en nu vertel je mij dat ik iets anders moet gaan doen? Dat kan ik helemaal niet.”
Het huilen stond de viool nader dan het lachen en in paniek tuimelde ze bijna van de schouder van haar eigenaar. Hij pakte haar stevig beet. “Als ik aftel, dan mag je los,” zei hij vrolijk. “Laten we de zaak eens omdraaien: gebruik mijn handen en mijn lichaam maar als instrument. Ik doe wat jij wil. Wát je ook doet.”
“Echt?” vroeg het viooltje verlegen. “Absoluut,” zei de violist vol vertrouwen.
Zo ontstonden er wonderlijke klanken die eerst zachtjes en later luid door het raam werden geblazen. In de binnenstad stopten mensen met wat ze deden, om te luisteren. Verbaasd vroegen ze elkaar wat er aan de hand was. Niemand wist het.
Het geluid duurde voort, al werd het wel wat zachter. Het leek een grondtoon die zo natuurlijk was dat hij zowel van zee als vanuit een bos kon komen.
In parkjes gingen mensen naast elkaar op bankjes zitten, deelden hun lunch met elkaar en deelden verhalen en anekdotes. Mensen met een zwaar gemoed liepen met hun blote voeten in het gras en voelden zich lichter worden.
Andere mensen stapten op de fiets, in plaats van in de auto. Kwamen te laat op hun werk, doordat ze aan tafel met het gezin bleven plakken. Kinderen die altijd vanzelfsprekend met hun telefoon in de auto waren gezet, werden ineens lopend naar school gebracht. Uitgerust en gelukkig.
Na drie dagen werd het stil. Tot haar eigen verbazing had de viool geen moment vermoeidheid gevoeld. De violist zag eruit, of hij wel een dutje kon gebruiken.
Ze hadden de tijd van hun leven gehad. De viool had muziek gespeeld waarvan ze niet wist dat het bestond en ze wist ook niet, dat ze het kon. Ze had zich liefdevol laten beroeren door de strijkstok, die al jaren een beetje verliefd op haar was.
“Dat was gaaf,” zei de violist. “Kun je dat misschien nog eens doen?”
De viool zweeg, verlegen. “Maar ik weet niet wat ik deed,” zei ze. “Ik deed maar wat. Ik hielde me niet aan de regels en ik was al helemaal niet met jou of wat jij wilde bezig,” flapte de viool eruit.
De violist knikte blij. “Zullen we voortaan samen spelen?” vroeg hij vriendelijk. Even later klonk er pure bezieling door het grachtenpand.
Dat is wanneer de magie ontstaat. Door je eigen toon te spelen. Dan raak je alle harten.
Wow Odette, die komt binnen! Zo is het met ons mensen ook, althans vaak. We doen wat we denken dat we moeten doen of wat een ander ons ‘oplegt’, waarbij we onze eigen muziek vergeten te spelen…
I love it!
Ha wat fijn Anneke! Zo is het maar net hè…. we kunnen soms zo struikelen over gedachten ‘hoe het moet’ of ‘hoe het heurt’…
Wat een prachtige metafoor en zo waar. Weg met al die valse noten, maar dat valt nog niet mee in het concert des levens met al de instrumenten die graag de boventoon voeren.
Mooi schrijven!
Dank je wel lieve F. Zo is het maar net. Weg met valse moetjes én valse noten. 😉